Ook voorbijgangers merken het op. Een vreemd lila licht schijnt uit de ramen op de eerste etage van Stadhouderskade 112 en vermengt zich met de diffuse novemberatmosfeer.
Binnen zet het schijnsel zich voort. Boven de afwas in de keuken flikkert een spookachtig paars peertje. Het lila licht afkomstig uit de voorkamer zuigt je naar binnen als een vlieg naar een lamp.
De muren lijken te vibreren, de vloer gloeit. Aan de wanden kunstwerken, enkele staan op de grond: duidelijk herkenbaar als een Birza of een Strik. Dit is een tentoonstellingsruimte, maar dan één van de ergste soort. Het licht lijkt zich te splitsen: de wanden worden roze en de ramen groen. De sfeer is zo onwerkelijk dat je vreest van pure desoriëntatie tegen de ruiten te lopen.
De enige uitweg is een blik op de straat en de woonboten buiten. Het contact wordt gelegd door een zilverkleurig object tegen het raam. Voor een tweede ‘uitzicht’ zorgt een piepkleine monitor, die tegen de ruit bevestigd is. Beelden van een gevel met ramen, waarachter dansende mensen zichtbaar zijn maken je een voyeur van een denkbeeldige overkant.
Door een kier tussen de suitedeuren valt een streepje geel licht. Een voorbode van de achterkamer, de volgende zone, maar een glasplaat belemmert de doorgang. Dit is een totaal andere wereld, al toont de kier hier iets van het lila schijnsel.
Knalgeel gekwaste muren, ramen en plafond scheppen een sfeer van energie, een kraakpand en de jaren zeventig. Op de vloer een pluche-achtig, kamerbreed lila tapijt met één gele stip, voor de suitedeuren slordige, gele boeketten en een fles advocaat, manshoge glasplaten tegen de muur en op de schouw een toren eierdoppen.
Het lijkt alsof in allerijl een stempel op de ruimte is gedrukt. Een kapotte ruit, een smiley in de verflaag op het raam en een draadje tegen de wand in de vorm van een ballerina. Een tekening op het plafond - een sigaarrokende man, van onderaf gezien - verschuilt de aandacht naar de bovengelegen etage. Op de overloop van de tweede verdieping is er al iets van de voorkamer zichtbaar: een enorme, barokke schaal met een piramide van witte bloemen. Maar allereerst passeer je een ‘zwart gat’, de inktzwart geschilderde zoldertrap. Naar boven klimmen kan niet, het luik naar de vliering verzwaard. Bovendien lokt de zoete, weeïge geur van lelies naar de voorkamer. Het bloemstuk lijkt tegelijk op een bruidsuiker en een rouwboeket.
In de inbouwkast trekken vier kleine, super-8 projectoren luid ratelend de aandacht. Flikkerend geven korte loops de schimmige gestaltes van de kunstenaars weer, terwijl de glasplaat tegen de muur de beeltenis van de kijker weerspiegelt.
Dan de alkoof, donker en dreigend. Er hangt een zware lucht van sinaasappelen, kruidnagel en koffie. Tegen de wanden is een donkerbruine derrie gekwakt: koffiedik. De geur is niet onprettig, de associaties wel. Op de grond een stug grasgroen tapijt, in een hoek een stekelige ‘satelliet’: een bol, geprikt met satéstokjes waarop met kruidnagels bestoken sinaasappelen. Een broeierig kamertje. Koffiedik en kunstgras lopen door in de achterkamer. Beide stoppen abrupt in een kaarsrechte lijn. Daarna rest niets dan een stukje kale kamer.
Denkruimte, rust en stilte, als de witmarge van een brief.
(Schwartz, I. (1993) Welcome Stranger, pagina 63 en 64)