Na drie eerdere bezoeken is Stadhouderskade 112 zo bekend dat de indruk een privé-ruimte te betreden vrijwel verdwenen is. Het versleten, grijze zeil van de overloop boven blijkt vervangen door keurig blauw linoleum. Onmiddelijk valt een tekst op die in een stevige hanepoot op de gangmuur is gezet: “Wij hebben besloten te doen wat wij willen”.
In de voorkamer zit Ken Zeph. Op een kantoorstoel achter een tafel met paperassen, een telefoon en een kleine tv lijkt hij galeriehouder en bewoner tegelijk. Voor de ramen hangen witte gordijnen. Iets van de intimiteit van het wonen lijkt terug, maar de achterkamer is leeg en bevat kunst nog meubilair. Waar is het werk van de vierde groep?
Presentatie beëindigd, licht Zeph toe. De kunstenaars hebben het huis aan de bewoners teruggegeven. Hijzelf is hier om bezoekers te voorzien van tekst en uitleg.
Op de tweede etage verwijst een enkele ingreep naar wat er plaatsgevonden heeft. De voorkamer is leeg, maar de deur naar de tussenkamer - tot nu toe altijd open - is dicht. Bij het betreden knerpt een gloednieuwe dranger onheilspellend.
Ook de deur naar de achterkamer is gesloten, aan de deurpost bungelt een hangslotje en de kier onder de deur is afgetimmerd met een stukje opstaand triplex. Blijkbaar school hier achter iets dat niet gezien mocht worden. De twee dichte deuren maken van de alkoof een benauwend en akelig klein hok.
Opnieuw het gekreun van een dranger. De achterkamer blijkt leeg op drie fittingen na, die aan lange draden aan het plafond hangen.
Diffuus licht valt door de witgekalkte ramen, op de vloer ligt grauw zacht vinyl. De ruimte lijkt volledig van de buitenwereld afgesloten. Wat vond hier plaats?
Beneden is documentatie. Foto’s en dia’s van de verwijderde presentatie plus teksten van de kunstenaars: een fax van Paul Perry, twee handgeschreven brieven van Mark Manders, een getypt lijstje wensen en de brief waarin de groep zijn presentatie voor beëindigd verklaart. Ken Zeph geeft aanvullende informatie. De teksten hingen aan de wanden van de verschillende kamers. In de achterkamer boven bevond zich een loslopende hagedis van een halve meter lengte onder drie warmtelampen. Het idee was dat de bezoekers één voor één de confrontatie konden aangaan met het beest. Na drie dagen is deze -met stressverschijnselen, volgens Zeph- overgebracht naar een reptielencentrum.
Al zijn beest en groep vertrokken, de aanwezige informatie geeft wel degelijk een vervolg. Op een cassettebandje met door de VPRO-radio gemaakte opnamen klinken de stemmen van Manders en Robbé: “Wij waren ook vreemde diersoorten voor elkaar, dus we moesten elkaar leren kennen. Je kunt niet één ding maken waar je met z’n vieren achter staat. Daarom hebben wij besloten te doen wat wij willen.
(Schwartz, I. (1993) Welcome Stranger, p.173,174)